TERUG NAAR OVERZICHT Opiniestuk

Hoger bouwen in de stad: zielloze hoogbouw of nieuwe iconische gebouwen in een herlevende stad?

Visie Vlaamse Bouwmeester, kernverdichting, betonstop, het nieuwe ruimtelijk beleid in Vlaanderen zijn termen die niet meer weg te denken zijn in de huidige media. Het is intussen reeds enige tijd duidelijk dat de stedelijke omgeving op een kwalitatieve manier verder dient ingevuld te worden. De footprint van het huidige gebouwenareaal is in een absoluut onevenwicht met de gerealiseerde woonoppervlakte. Deze manier van bouwen tast de mogelijkheid aan tot het creëren van openruimtegebieden in een stedelijke omgeving en vernevelt het weefsel. Deze verneveling leidde en leidt tot de huidige problemen rond mobiliteit, vervreemding, weefselverarming en stedelijke bloedarmoede.
 

De bevolkingsdichtheid neemt alsmaar toe, samen met de vergrijzing. De noodzaak van het bouwen van woningen en meergezinswoningen om de groeiende behoefte aan een beter en aangepast woonpatrimonium in te vullen dringt zich op. Deze  kan tegelijk een opportuniteit zijn om het stedelijk karakter te versterken door de inplanting van hogere gebouwen. Het gaat evenwel niet op om hogere gebouwen aan te moedigen enkel en alleen om het weefsel te verdichten. Ondanks dat de nood aan densere steden een feit is, moet de ambitie erin bestaan hogere gebouwen enerzijds te aanzien als elementen van verdichting, maar anderzijds ook als opportuniteit om de stad een gezicht te geven, te optimaliseren en te herwaarderen.

De morfologische eigenheid van hogere gebouwen, die deze onderscheidt van de courante bebouwing, vereist dat men analyseert hoe zij in de stad geïntegreerd kunnen worden, en dit op meerdere schalen. De integratie wordt beoordeeld aan de hand van de macroschaal (de stad), de mesoschaal (de wijk en haar inwoners) en de microschaal (het gebouw en zijn gebruikers).

 

Vanwege de impact van hogere gebouwen, impliceert de inplanting ervan dat er naar uitmuntendheid en voorbeeldigheid in het ontwerp en de uitvoering van het project wordt gestreefd en dat ze een meerwaarde voor de leefkwaliteit in de het stadsdeel betekenen.

Dit uit zich in de volgende kenmerken:

Architecturale kwaliteit;
Hoge energie- en milieuprestaties;
Aandacht voor het microklimaat;
Beperking van de overlast voor de mobiliteit op lokaal niveau;
Multifunctionele ondergrondse ruimtes voor mobiliteitsstockage (momenteel autoparking)
Aanleg van groene zones in de binnengebieden met zichtassen naar het openbaar domein
….

De hierboven beschreven principes beginnen op verschillende plaatsen door te dringen en zijn merkbaar in een groot aantal studies, beleidsdocumenten, visienota’s,…

Deze visie geldt niet alleen voor de grotere steden maar is tevens ten volle toepasbaar op steden met een provinciaal karakter. Door iconische ingrepen krijgt de stad een nieuw elan op detailniveau. Deze micro omgevingen geven de aanzet tot een verantwoorde stadshernieuwing. Het is ondenkbaar nieuwe projecten te moeten enten op een mislukt en failliet weefsel dat doorheen de tijd organisch gegroeid is door middel van individuele opportuniteiten en veelal een moeilijk ontwarbare knoop tot gevolg heeft gehad. Dit weefsel bestaat ook meestal alleen ter gratie van zichzelf en haar bouwheren, geen rekening houdend met haar impact op de directe en/of ruimere omgeving. Het is beter de knoop stedenbouwkundig door te hakken en de verdere ontwikkeling van de omgeving te laten afhangen van kwalitatieve nieuwe projecten (die duidelijk herkenbaar zijn door hun intrinsieke kwaliteiten). Dit principe is niet nieuw, we zien in verschillende straten dat de beeldkwaliteit stijgt naarmate er meer markante projecten in zijn gerealiseerd. Dit toont ons ook dat iconische projecten per definitie niet uniek hoeven te zijn in een straat. Het omgekeerde is ook duidelijk aangetoond, dat hoe meer het weefsel homogeniseert, hoe meer problemen er opduiken. Probleemwijken zijn veelal of te homogeen waardoor er geen identiteitsvorming van de bewoners meer mogelijk is, of te verouderd waardoor de leefbaarheid simpelweg niet organiseerbaar is.

De heropleving van de stad als kwalitatieve leefomgeving is sterk gelieerd met bovenstaande principes, we kunnen geen leefbare stad bouwen door voort te breien op de problemen van het verleden. Alleen door resoluut te kiezen voor een kwalitatieve ontwikkeling geënt op de huidige inzichten zal de stad een verdere evolutie als leefstad kunnen doormaken. Dit betekent uiteraard niet dat alle oudere bebouwing dient te verdwijnen, deze mag echter niet primeren op de nieuwe ontwikkelingen die in tegenstelling tot vroeger waarden als duurzaamheid, comfort en de huidige maatschappelijke visie in zich dragen. Niet beschermd erfgoed kan op deze manier geïntegreerd worden als readymade in een leefbare stad zonder haar voortbestaan als duurzame leefomgeving te hypothekeren.