TERUG NAAR OVERZICHT Opiniestuk

Het zadeldak in de stad op de helling, de typologie van de duurzame stad

De evolutie van de dakvorm in onze bebouwde omgeving De discussie rond de vorm van het dak kadert in een problematiek die al meermaals is opgedoken tijdens de evolutie van de bebouwde ontwikkeling van de (Europese) stedelijke weefsels, waartoe ook steden als Ronse behoren. Een aantal zaken in deze discussie zijn objectiveerbaar. We hebben ze hieronder opgelijst teneinde op een diepgaande manier aan te tonen dat het gebruik van een zadeldak de dag van vandaag veelal een arbitraire en op aanname gebaseerde beslissing is. Oorspronkelijk had het hellend dak een technische noodzaak in onze natte en doorregende streken. Het was namelijk onmogelijk om een plat dak voldoende waterdicht te krijgen, omdat de nodige materialen daarvoor simpelweg niet voor handen waren. Een tweede reden vinden we in de aanwezigheid van grondstoffen en de beperkte overspanningen die met de toenmalige kennis van stabiliteit gebouwd konden worden. Het hellend dak is dus een bouwvorm die vooral geboren is uit de beperkte technische kennis van onze voorouders. In onze huidige tijd echter bepalen zaken als leefbaarheid, efficiënt ruimtegebruik en duurzaamheid het ruimtelijk beleid en spelen beperkingen in bouwtechnische kennis geen rol meer. Daarom is het raadzaam het gebruik van het zadeldak in vraag te stellen.
 

Waarom is een hellend dak per definitie niet meer wenselijk als standaardoplossing in een stedelijke omgeving?

Een bouwvolume met hellend dak is in verhouding ruimtelijk zwaar en prominent aanwezig in het weefsel.

Het hellend dak veroorzaakt een nutteloze inname van ruimte, die een zware ruimtelijke impact tot gevolg heeft. Voor een bruikbare laag is een veel grotere gebouwhoogte nodig. Tevens wordt door het steeds technologischer worden van de bebouwde omgeving, het dak bezaaid met technische toevoegingen. Op plannen en tekeningen zijn deze veelal niet weergegeven, maar in realiteit zijn ze zeer zichtbaar aanwezig in het stedelijk weefsel.

 

Sommige ontwikkelaars gebruiken bovendien oude typologieën om veel te zware gebouwvolumes in te planten. Het is tot nu toe meestal de gewoonte om stedebouwkundig de kroonlijst te gebruiken als hoogtebepaling voor een gebouw. Dit gebruik dateert uit de tijd dat 90% van de woongebouwen eengezinswoningen waren met een veel lagere bouwdiepte. De huidige bouwdieptes (12 meter) leiden tot zeer hoge nokken (tot 12 meter boven de kroonlijst), zware zijdelingse impacten en frontale impacten op de gevelwand. Dit werd meermaals aangetoond met gerealiseerde projecten. Het gevolg is dat een gebouw met 4 bouwlagen en een plat dak een bouwhoogte heeft van 12 meter, en een gebouw met 2 bouwlagen en een hellend dak een reële bouwhoogte kan halen van 18 meter. Dit is dus 6 meter hoger voor evenveel woonlagen.

Door te goochelen met de termen bouwlagen en woonlagen, worden gebouwen met 4 feitelijke woonlagen verkocht als gebouwen met 2 bouwlagen en een dak. Zo lijken hogere gebouwen lager en lagere gebouwen hoger in de fase van planvorming en vergunning.

Een hellend dak veroorzaakt een minder kwalitatieve woonomgeving.

De hellende constructies leiden tot ruimtes onder dak met een veel lager wooncomfort. Dit uit zich in volgende punten:

Deze dakvorm brengt een groter gevaar met zich mee voor oververhitting vanwege de afwezigheid van inerte materialen. Hierdoor moet er vlug overgestapt worden naar bv. airco om de woonomgeving voldoende koel te houden in de zomer.
Een hellend dak is veel moeilijker uit te voeren naar akoestisch comfort toe. Door de lichte constructie dringt straatlawaai en lawaai van neerslag veel meer binnen in de leefomgeving, waardoor de leefkwaliteit sterk daalt.
Door de kwetsbaarheid van de constructiemethode (door dampschermen e.d. ) is de constructie minder duurzaam in het gebruik als leefruimte. Het gevaar op beschadiging van een dampscherm is reëel en kan zware vocht- en schimmelontwikkeling met zich meebrengen. Het sick building syndrome is dan ook vlug een feit, met alle zware gevolgen voor het gebouw en zijn gebruiker die hier mee samengaan.
Een hellend dak is inefficiënt en pleegt roofbouw op de bruikbare ruimte.

Door zijn aard veroorzaakt het hellend dak een onoordeelkundig ruimtegebruik op perceelniveau. Binnen het principe van de gelaagde stad is dit een niet te ontginnen wasteland dat hoogstens kan dienen voor de winning van regenwater en, indien toevallig goed georiënteerd, voor zonne-energie. Naar bruikbaarheid is een hellend dak absoluut niet flexibel. Het is onbruikbaar voor groendaken, terrassen, complexere installaties,… Technieken hebben op een hellend dak een veel grotere visuele impact (bv. schouwen en ventilatiekokers) dan op een plat dak. Oriëntatie van zonnecollectoren of PV is moeilijk en levert dikwijls een slecht functionerende, maar zeer pertinent aanwezige installatie op.

Een hellend dak is onveilig in gebruik tijdens en na realisatie.

Het hellend dak hypothekeert het gebruik van het gebouw door een slechtere (onveilige) toegang voor onderhoud (bv. voor onderhoud van de goten aan straatzijde,…), meer risico op stormschades enz. Het valt te verwachten dat deze gebouwen door hun hogere onderhoudskost in de toekomst minder goed zullen onderhouden worden dan deze met platte daken (zo kan een nazicht van een plat dak bv. vlug en veilig gebeuren, terwijl een nazicht van een hellend dak complexe veiligheidsmaatregelen vergt).

Een hellend dak voor stedelijk bouwen is niet economisch en heeft een grotere ecologische voetafdruk .

Een hellend dak is (materiaal-) economisch een minder goede oplossing in relatie tot het bruikbare woonvolume. Het is dan ook een dure bouwvorm, die veel meer materiaal vraagt om aan dezelfde eisen te voldoen en zo een grotere ecologische voetafdruk heeft.

Het hellend dak is een moeilijk te beoordelen dakvorm op vlak van planvorming.

Een hellend dak zorgt voor tendentieuze planvorming, woongelegenheden lijken groter op plan dan ze echt zijn, en de hellende dakschilden zorgen voor moeilijk leesbare ruimte-inname op planniveau.

Conclusie: Het hellend dak is een dakvorm die voortvloeit uit de beperkingen van het verleden en uit veelal problematisch stadsweefsel. Vanuit een conservatieve reflex wordt de bouw ervan zonder nadenken voortgezet. Het herinplanten van bruikbaarder profielen en wachtgevels doorbreekt deze vicieuze cirkel en kan hierdoor een directe aanleiding zijn tot noodzakelijke stadshernieuwing op kleine schaal.

Teneinde de stedelijke omgeving te laten evolueren naar een duurzame, leefbare en kwalitatieve omgeving is het belangrijk de fouten uit het verleden niet te herhalen. Ruimtelijke morfologie is een traag en inert gebeuren. Door vernieuwende profielen aan te bieden kan de stad zich ombuigen naar een kwalitatieve stad. Indien we doorwerken op oude profielen zal dit leiden tot een moeilijk bruikbare en uiteindelijk onleefbare stad, die niet aangepast is aan de noden van de 21ste eeuw.

Hellende daken kunnen nog steeds als een architecturale of historische ingreep worden verantwoord, maar zijn onbruikbaar in een hedendaagse stad als standaarddakvorm. Door zijn aard zou het verantwoorder zijn het hellend dak te moeten verantwoorden en het platte dak als standaard te hanteren.