Klimaatprotesten in een ruimer kader, een verhaal van wij en zij?
02.02.2019 - Bart Demeestere
Splitsing van functies:
Een groot deel van onze huidige milieubelasting komt voor uit de splitsing van functies. Begin 20ste eeuw zagen een aantal stedenbouwkundigen dit als oplossing voor de toenmalige problemen. Intussen zijn we 100 jaar verder, hebben we een compleet andere wereld, maar wordt dit nog steeds als model gehanteerd. Wonen, werken en recreëren zijn zo hard mogelijk gescheiden. Waardoor we enorme energiebronnen nodig hebben om de mens continu te verplaatsen. Dit lijkt logisch, maar in de praktijk kan de mens hier niet mee om. Wanneer bv projecten worden aangevraagd om klein en middenschalig werken terug naar de stad te brengen, worden deze veelal tegengewerkt door mensen die van zichzelf beweren dat ze echt wel zorg willen dragen voor het klimaat (Ja, maar….). Als we de voordelen bekijken van projecten die uitgaan van een vermenging van functies, zien we nochtans dat:
- de mobiliteitsbehoefte vermindert
- de voetafdruk van de gebouwen vermindert (woningen kunnen gebouwd worden op de daken van de ateliers)
- er een veel efficiënter energienet kan worden gebouwd
- dergelijke projecten minder materiaal gebruiken omdat ze compacter zijn gebouwd
Het is duidelijk dat de voordelen enorm zijn, maar toch protesteren de mensen er lustig tegen terwijl hun kinderen gaan klimaatbetogen tegen de regering.
Hun argumenten zijn dan ook veelal emotioneel van aard en niet rationeel onderbouwd.
-geluidshinder: een groot deel van beroepsmatige functies veroorzaken minder geluid dan een woning en zijn bovendien alleen actief overdag. Het merendeel van de functies die wel geluid maken zijn op te vangen met technologie.
-toename mobiliteit: door het feit dat de werknemers met de fiets of te voet kunnen komen en de zaakvoerders op hun atelier kunnen wonen is er net een afname van mobiliteit. Toelevering met zwaar verkeer is bij dergelijke bedrijven niet groter dan voor een winkel midden in de stad of voor de zoveelste pakjesdienst waar de particulier gretig gebruik van maakt.
Een hogere woondensiteit in de kernen en de compacte periferie van de steden.
Intussen zou dit een open deur moeten zijn, maar blijkbaar is de gemiddelde mens nog helemaal niet overtuigd van het idee dat denser bouwen in de praktijk een gevoelige vermindering van zijn ecologische voetafdruk met zich meebrengt. Meer nog ; hoe duidelijker dit wetenschappelijk wordt aangetoond, hoe harder de brave burger rond zich heen stampt met irrationele argumenten. Ook de politiek is hier zeker niet vrij van. Laten we eerst eens kijken naar een rekenkundig model. Klassiek woonde de Vlaming zowel stedelijk als landelijk in grondgebonden woningen. Dit is een zeer hardnekkig model dat helaas nog altijd de basis vormt van het huidige stedenbouwkundige uitgangspunt. Ook voor de politicus en de ambtenaar is dit een comfortabele “safe haven” zolang we redeneren vanuit een ad-hoc aanpak. Heel kort samengevat komt dit hier op neer:
We nemen 25 gezinnen op een hectare, die wonen in een woning van een 200m2, inclusief garage met een grondoppervlak van 100m2. Deze hebben bovendien een private tuin van een 150m2 waarvan een 20m2 terras. Om dit te bedienen hebben we min 4000m2 openbaar domein nodig dat door de huidige normen hoofdzakelijk verhard of semi-verhard is (3000m2) Dit wil dus zeggen dat 25 gezinnen van die hectare maar liefst 6000m2 verharden om erop te kunnen leven. Bovendien zijn die tuinen veredelde bloembakken waar meestal nooit nog een hoogstam op terecht komt.
Als we dezelfde rekening maken met een appartementsgebouw dan komen we op heel andere cijfers uit. Zelfs als we rekening houden met dezelfde woonoppervlaktes. Voor een gebouw met 5 bouwlagen met ondergrondse garage komt dit neer op een grondoppervlakte van 825 m2, de verharding kan zich beperken tot een minimum omdat het gebouw optimaal kan worden ingeplant (stel 10m in het terrein met een brandweg van 8m) 325m2 voldoet hier ruim. Dit betekent dat we voor hetzelfde aantal mensen maar 1150m2 moeten verharden. Als we elk gezin nog 100m2 private tuin geven komen we uit aan: 1150m2 verhard, 2500m2 private tuin en 6350m2 vrije ruimte….
Ik denk dat dit geen verder betoog behoeft, maak het gebouw nog hoger en we krijgen nog meer vrije ruimte. Tegenstanders schermen met het feit dat je Vlaanderen toch niet helemaal zo kunt volbouwen, dit is een non-argument want je bevolkingsaantal bepaalt de woonbehoefte, niet de typologie. Theoretisch kunnen we dus 50% vrije ruimte creëren indien gans Vlaanderen in appartementen zou wonen. Zelfs al zou er nog 25% van de mensen in woningen blijven wonen, dan winnen we toch nog heel wat terrein.
Ook de druk van ideologie en jaloezie speelt een rol in het debat. Indien er duurdere (lees grotere) appartementen worden gebouwd, komt er veelal tegenstand vanuit bepaalde hoek, die stelt dat het schandalig is dat er gebouwd wordt voor de hogere middenklasse. Dit is ongelooflijk populistisch en plat qua argumentatie. Het is net door te bouwen voor iedereen dat we de problemen zullen oplossen. We kunnen ons niet permitteren om onderscheid te maken in ras, stand of sexe als we algemene oplossingen zoeken. Het is echter o zo comfortabel om de schuld bij anderen te leggen. Hetzelfde geldt voor protesten tegen alternatieve energieën, zoals bv windmolens. In sommige steden en gemeenten wordt er geprotesteerd tegen windmolens omdat er bepaalde mensen of bedrijven een rendement zouden uithalen. Terwijl het voor het klimaat of milieu niets uitmaakt wat de achterliggende investeringsstructuur is van het project. Dit protest wordt veelal geleidt door mensen die zichzelf voorstander achten van groene energie. Dan komt het “ja, maar” argument terug …
People Planet Profit
Dit toont terug het platte populisme dat vermengd is geraakt met het milieudebat. Klimaatwetenschappers en denkers wereldwijd kennen intussen het belang van people, planet, profit (PPP) waarom is dit zo moeilijk voor een aantal Vlamingen om dit te aanvaarden?
We kunnen blijven protesteren dat de ander het moet oplossen, maar we moeten beseffen dat wij die ander zijn. We hebben nog een ongelooflijk potentieel aan oplossingen als we het roer nu omgooien. Maar we zullen samen moeten werken, de bevolking, de professioneel, de wetenschapper, de politieker en de ambtenaar. En dit vooral los van ideologie, ras, stand en sekse. Zolang er politieke partijen zijn die het debat willen kapen en polariseren zal de mens dit niet kunnen oplossen. De rol van de politiek is hier om terug te verbinden en een kader te creëren voor de professionelen en de wetenschap om het op te lossen. En de rol van de bevolking, deze is eenvoudig: politici, wetenschappers en professionelen leveren om te zorgen dat het gebeurt, en erna de eerlijkheid te hebben om de oplossingen die ze zelf heeft bedacht te volgen. In onze contreien zijn er al even geen dictators meer, we zijn allen het volk, als we protesteren tegen anderen, protesteren we tegen onszelf. Er is immers geen zij, alleen wij.